zaterdag 19 december 2009

Gemiste kans. Nop Maas' biografie over Gerard Reve

Sommige biografen hebben het maar gemakkelijk. De persoon over wie zij schrijven is zo bekend, dat het de lezers nauwelijks meer uitmaakt wat er over hem of haar geschreven wordt. Zo kan het gebeuren dat een aardige, maar zeker niet briljante biografie over Multatuli de AKO-prijs wint en zo kan het gebeuren dat deze week bekend wordt gemaakt dat de zeer middelmatige biografie over Gerard Reve van Nop Maas genomineerd is voor de Hazelhoeff-biografie prijs. Dat de gemiddelde lezer zich zo gemakkelijk laat meeslepen door zijn bewondering voor de beschreven persoon, is nog te begrijpen. Maar waarom juryleden van literaire prijzen daar niet door heen prikken, blijft mij een raadsel. Zij zouden zich sterk moeten maken voor goede biografieën, niet voor beroemde schrijvers.

Een biografie vertelt het verhaal van een leven. Het leven van iemand die om de een of andere reden beroemd is geworden, als belangwekkend kunstenaar bijvoorbeeld, of als politieke figuur. Om zo'n verhaal te kunnen vertellen, heb je eerst bouwstenen nodig: de basale feiten over het leven. Die feiten zijn te vinden in brieven, documenten en archieven. Een goede biograaf is in eerste instantie een uitmuntend verzamelaar van bronnen. Niet alleen moet hij inventief zijn in het vinden ervan, ook moet hij ze documenteren op een wetenschappelijk aanvaardbare manier. Daarmee immers onderscheidt de wetenschappelijke biografie zich van de journalistieke variant.

Tot zover bewijst Nop Maas nog een goede biograaf te zijn. Hij staat bekend om zijn gigantische archief, en hij heeft daaruit de laatste jaren verschillende briefwisselingen gedistilleerd en gepubliceerd. Daarmee voorziet hij het publiek van tot dan toe onbekend materiaal en genereert hij nieuwe aandacht voor Reve. Voor een biografie is dat echter niet genoeg. Maas' biografie onstijgt het niveau van documentatie en presentatie niet. Het boek is een met nogal obligate tussenzinnen
aaneengeschreven verzameling citaten uit Maas' archief. Voor veel lezers is dat misschien voldoende, maar Maas voldoet daarmee niet aan andere eisen die een jury aan een biografie zou moeten stellen: dat zij een interpretatie bevat en een verhaal vertelt.

De biografie is een genre dat behoort tot de hermeneutiek, de wetenschappelijke benaderingswijze waarin interpretatie centraal het interpreteren centraal staat. De hermeneutiek gaat ervan uit dat we het object van studie kunnen begrijpen door ons er intensief in te verdiepen. We gaan een gesprek aan met de historische auteur of met de tekst die voor ons ligt. Gaandeweg dat gesprek komen er inzichten tot ons,
die gebaseerd zijn op de data (de levensfeiten, de woorden in de tekst) die we vervolgens ordenen tot een coherent geheel. Niet zelden haalt de hermeneuticus er een grotere theorie bij, een kader van waaruit hij de feiten ordent. De geloofwaardigheid en overtuigingskracht van de ordening zijn dan de toets voor de bruikbaarheid van de theorie. Het is een van de centrale ideeën van de hermeneutiek dat het object in zekere zin 'vraagt' om haar eigen theorie. We zoeken een kader dat past bij wat we voor ons zien - en als die combinatie leidt tot meer inzicht in het object, dan is de (hermeneutische) cirkel rond.

Nop Maas betoont zich in zijn biografie geen waardige hermeneuticus. Hij weigert consequent om datgene wat hij ons presenteert in een interpretatief kader te plaatsen. En dat terwijl de kaders zich zo nadrukkelijk aandienen. Hoe meer ik in de biografie las, hoe meer ik mij erover verbaasde dat Maas al die kansen voor open doel liet liggen. Hoe relevant zou het zijn geweest om Reve's schrijverschap te relateren aan de cultuurhistorische context van de jaren vijftig, waarin hij zijn eerste werken schreef. In die samenleving nam de literatuur een ongemakkelijke, ontmaskerende plaats in. Meer dan ooit was de schrijver de luis in de pels van de burgerij. Als er één schrijverschap is, dat zich leent om die problematiek te illustreren is het wel dat van Reve.

Een andere context is die van de ingewikkelde verhouding tussen literatuur en leven. Als geen ander wist Reve zijn eigen leven in tekst te vatten en daarmee om te smeden tot iets anders (soms mooier, soms lelijker) dan het in werkelijkheid was. Juist een biograaf kan in deze materie meer inzicht brengen, ingewijd als hij is in de werkelijke feiten uit het leven. Wie daar de aandacht op vestigt, komt onvermijdelijk uit bij psychoanalytische vragen. Maas schotelt ons de ingewikkelde spagaat voor waarin Reve terechtkomt als hij getrouwd is met Hanny Michaelis, en er achterkomt homoseksueel te zijn. Op dat moment ontvouwt zich een persoonlijk drama, met allerlei gevolgen voor de ontwikkeling van zijn identiteit. Om dit drama beter te belichten en te duiden, is psychoanalytische theorievorming onontbeerlijk. Vanuit die zelfde theorieën kan gekeken worden naar de twee kanten van Reve's persoonlijkheid: aan de ene kant een innemende en aardige jongen, aan de andere kant iemand met sadistische en zelfdestructieve neigingen. Ten slotte kunnen er intrigerende vragen gesteld worden over de manier waarop deze jonge schrijver al deze problemen met het ontwikkelen van een seksuele identiteit vormgeeft in zijn literaire teksten waarin het onderwerp zo'n centrale rol speelt.

Een interpretatieve biografie zoals ik me die voorstel zou verheldering brengen in die gebieden van Reve's oeuvre die vooralsnog onderbelicht of zelfs niet belicht zijn. Voor Reve geldt wat ook voor Mulisch, Wolkers en Haasse geldt: hun oeuvres zijn weliswaar veelvuldig bestudeerd, maar de Neerlandistiek heeft nog veel onderzoeksonderwerpen laten liggen, met name omdat in de receptie van deze auteurs te weinig aandacht is voor literatuurtheoretische reflectie. Wie bekijkt hoe het werk van internationale auteus als Günter Grass, Milan Kundera of Jean-Paul Sartre bestudeerd is, kan niet anders dan vaststellen dat er over onze Nederlandse auteurs nog maar weinig substantieels geschreven is. Het is daarom hard nodig dat deze oeuvres vanuit verschillende theoretische posities bestudeerd worden, liefst in een internationale context. Alleen op die manier kunnen wij als literatuurwetenschappers duidelijk maken wat de relevantie is van deze auteurs.

Dat is de taak die de Neerlandistiek zich de komende jaren zou moeten stellen. Met meer lef, creativiteit en theoretische diepgang inspirerende verhalen vertellen over het werk van belangrijke auteurs, om daarmee het aantal creatieve interpretaties van hun werk te vergroten, om hun oeuvres duidelijker te verbinden aan die andere grote internationale schrijvers. Het gaat er dan niet zozeer om het ene grote verhaal over Reve te vertellen waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen. Belangrijker is het om een mooie en gewaagde interpretatie te geven van wat zich in het leven en schrijverschap van deze auteur heeft voorgedaan. Biografen die niets meer doen dan zo veel mogelijk feiten boven tafel halen en die zonder al te veel commentaar naast elkaar presenteren, sturen hun lezers met een kluitje in het riet en doen ons vak én onze belangrijke weinig goeds.