zaterdag 7 november 2009

Het grote vergeten

Het viel me deze week meerdere keren op. Wij leven in een samenleving die graag wil vergeten. Er was een nieuwsbericht over Laura de zeilende Lolita. In augustus stond het land op zijn achterste benen over de affaire, maar in de weken erna was Laura al weer uit ons geheugen gewist door de vraag of Balkenende naar Europa ging (inmiddels ook al weer parlementaire geschiedenis naar het schijnt) en door de val van de Dirk Scheringa Bank. Zijn we Dirk ook al weer vergeten? Ik weet het niet, maar het staat vast dat de naam DSB in een verbluffend tempo wordt uitgewist. In allerijl werd het museum ontmanteld, de schaatsploeg sponsorloos en als een haas verdween Scheringa bij AZ. Deze week ten slotte werd de naam DSB verwijderd van het Alkmaarse stadion. Wie lang op reis is geweest, zou kunnen denken dat er nooit een Dirk Scheringa Bank heeft bestaan.

Dit dwangmatige vergeten lijkt me niet betekenisloos. Wij mediavolgende burgers zijn aan de buis gekluisterd als deze eigentijdse tragische held ten onder gaat aan zijn overmoed. We willen het zien gebeuren en we willen er alles over weten. Als het personage van het toneel verdwenen is, trekken wij er onze handen vanaf en zappen we naar het volgende verhaal: het verhaal van de populistische politicus met het alcoholprobleem en de losse handjes, dat over de klunzige premier die de baas van Europa dreigt te worden of dat over Pietje Bel die van de rechter tóch naar Engeland mocht. Zo worden we week op week gevoed met nieuwe verhalen, zonder dat we nog nadenken over wie ze eigenlijk vertelt, hoe ze tot ons komen en wat ze betekenen.

Op dezelfde achteloze manier gaan we om met die andere categorie van verhalen die we literatuur plegen te noemen. Plichtmatig registreren we week op week in de krant de nieuwe uitgaven, in besprekingen die alsmaar korter en eenvoudiger worden. Ook bericht men braaf over prijsuitreikingen, gedichtendagen en boekenweken. We glijden van het ene evenement in het andere. Soms is er even een relletje, overlijdt een groot schrijver of lijkt er een te overlijden. De aandacht voor literatuur beperkt zich tot de actualiteit. Een auteur of een roman staat maar heel even in de aandacht: op het moment dat er nieuws over te formuleren is. Een week later staat er al weer iemand anders op de bühne. En ook hier geldt dat we ons minder en minder bekommeren om aard en constructie van de verhalen. Liever hebben we hapklare, leesbare brokken die we kunnen consumeren in het tempo dat de markt dicteert. Zonder na te denken over wat we hebben gelezen en wat dat ons zegt. Lezen is, net als televisiekijken, een vluchtige bezigheid geworden, ter verstrooiing na het werk.

Aan dit alles ligt een bijna dwangmatig opgelegd tempo ten grondslag. We moet door, door, door en daarom vergeten we ook zo snel. Aan de ene kant is dat een menselijke reactie op de overproductie die op ons wordt afgevuurd. Maar het is ook een verdringingsmechanisme. Als we iets niet meer weten, dragen we er ook geen verantwoordelijkheid meer voor. We hoeven er niet langer over na te denken, hoeven het niet te analyseren en we hoeven niet te beseffen wat het verlies is van deze uptempo mediacultuur.

De tragische helden van deze mediale verhalen lijken op de fictionele personages in een theatraal drama. Wij projecteren onze angsten en verlangens op hen. Door dat te doen, zijn wij zelf er even van bevrijd. De ondergang van Dirk Scheringa bijvoorbeeld is een symbool geworden van wat er zoal mis is in de financiële sector. De andere banken en minister Bos hebben hem tot zondebok gemaakt: als we er een opofferen, dan kunnen de anderen verder. In die zin is het veelzeggend dat Scheringa de dupe werd van zijn plan om de slachtoffers te compenseren. Gek genoeg zijn er maar weinigen die dit punt naar voren brengen: DSB is weg, en zo ook de discussie over wat er bij andere banken mis ging.

Het grote vergeten maakt ons blind voor de rol die wij als kijkers hebben. We laten ons misleiden omdat we passieve lezers zijn geworden, lezers van gemakkelijke verhalen, kijkers naar eenvoudige drama. Nu is dat niet erg, zo lang we maar leren om kritisch te kijken naar hoe die verhalen vorm krijgen. We moeten onderzoeken wie ze vertelt en waarom. Wie ensceneert dit mediale spektakel? Wat betekent het? Wat zit er achter? We moeten weer leren lezen en leren kijken. We moeten bereid zijn om het spel dat zich voor onze ogen ontvouwt, niet voor lief te nemen. We moeten het spel leren duiden als een spel: met auteurs, vertellers en focalisatie. Het is geen werkelijkheid, maar enscenering.

Neem nu het optreden van Wilders. Hij regisseert zijn politieke loopbaan zorgvuldig. Hij is iemand die het mediale spel beter beheerst dan wie ook. Hij ensceneert niet alleen zijn eigen positie, maar maakt zijn tegenstanders tot personages in het verhaal dat hij zelf vertelt. Hij is degene die opkomt voor de mondige burger (die dan ook uitgenodigd wordt zich te identificeren), met hen verzet hij zich tegen de Haagse elite, die vervreemdt zou zijn van de burger. Zo creëert Geert één categorie vijanden. Hij doet dat in zijn uitspraken, maar ook door in zijn optredens in de kamer een context te creëren waarin de anderen niet anders dan als politiek correct kunnen optreden. De andere categorie vijanden is al even gemakkelijk gemaakt. Het is weer de mondige burger die zich bedreigd voelt door de aanwezigheid van allochtonen. Door dat zo te portretteren, creëert Wilders zijn clichématige verhaalpatronen. Hij is de Robin Hood die durft wat andere politici niet durven: opkomen voor de gewone Nederlander. In die queeste wordt hij gehinderd door twee groepen van 'slechterikken'. Iedere Marokkaanse Nederlander voldoet aan het beeld van de Gevaarlijke Moslim, al is het maar door te praten met een accent, te wonen in een zekere wijk, of door een hoofddoek te dragen. De andere groep is die van de Linkse Kerk. Een progressieve politicus is in dat verhaal laf en relativerennd, wanneer hij nuanceert, hij is demoniserend, wanneer hij zijn kritiek uit.

Het probleem van Wilders' tegenstanders is niet alleen zijn retorische brille, maar vooral dat de media zich opstellen als de vertellers van dit verhaal. Men herhaalt het sjabloon zo vaak dat Wilders' plot de narratieve structuur wordt waarmee men dit probleem beschouwt. Anders gezegd: de vertellers (tv-presentatoren, journaalregisseurs) herhalen het verhaal dat Wilders heeft gecreëerd. Wie als tegenstander in zo'n programma optreedt, doet dat bij voorbaat als de slechterik. Het is dan ook niet voldoende om tegen Wilders' ideeën in te gaan. Hoe harder je roept, hoe slechter jij wordt en hoe beter hij. Het is een spagaat waar je niet uitkomt. De scherpe toon van Pechtold, Van Rossem en Herman van Veen voelt goed en dapper, maar keert zich ook tegen hen. Er moet dus meer gebeuren dan meegaan in de massamediale eendimensionaliteit. We moeten de kijkers leren inzien hoe die verhalen verteld worden, en van daaruit moeten we leren hoe men zo'n verhaal kan deconstrueren als een ideologisch bepaalde constructie.

Om dat te begrijpen hebben we kennis nodig van verhalen en hoe ze verteld worden. We moeten anders leren kijken, er is een nieuwe vorm van Bildung nodig om leerlingen en studenten klaar te stomen voor het functioneren in de samenleving. Niet als consumenten, maar als kritische burgers. Niet voor niets staat het denken over vertellen en verhalen centraal in onze eigentijdse Tilburgse opleiding Cultuurwetenschap. Daar leiden we studenten op die kritisch en langzaam kunnen lezen. Het is dan weer hun taak om als leraar in het middelbaar onderwijs, of als professional in het veld, deze vaardigheden onder de toekomstige kiezers en consumenten te verspreiden. Via deze nieuwe Bildung kunnen we misschien ooit nog eens ontsnappen aan het collectieve geheugenverlies dat de media verspreiden.