dinsdag 20 mei 2014

Meneer Verhoef


Ik wil jullie meenemen naar de meest bijzondere kerstvakantie van mijn leven – een kerstvakantie die bijzonder werd door een stapel lp’s en een leraar biologie.

Het begon allemaal met de vondst van een stoffig cassettebandje – ik weet niet of jullie nog weten wat dat is – in de muziekcollectie van de vader van mijn beste vriend. Op dat bandje stond het album Born in the USA. Ik vond het bandje in de tijd dat op MTV – ook dat bestond toen nog – het liedje ‘Human touch’ van Bruce Springsteen veel werd gedraaid. Ik vertelde mijn leraar biologie, meneer Verhoef, dat ik dat liedje zo goed vond. ‘Geef me twee bandjes en ik neem die cd’s wel even voor je op.’ Zo had ik dus in korte tijd drie bandjes: Human touch, Lucky town en Born in the USA. Ik draaide ze volledig stuk op het walkmannetje dat ik elke dag meenam op mijn busreis naar het gymnasium in Rotterdam. Aldaar begon ik meneer Verhoef dag in dag uit te ondervragen over The Boss en zeurde ik hem aan zijn kop over meer albums, want ik wist dat hij alles van Springsteen op lp had.

Pas jaren later besefte ik dat meneer Verhoef per week zo’n 150 zeurende, vragen en aandacht trekkende kinderen moest bedienen, dat hij stapels nakijkwerk had weg te werken, lessen moest voorbereiden en en passant ook nog een persoonlijk leven moest leiden. Maar destijds vroeg ik me eigenlijk vooral af waarom dat allemaal zo lang moest duren. Ik had hem toch vijf cassettebandjes gegeven (ik was destijds grootafnemer in Hendrik Ido Ambacht). Dan kon je die platen toch wel even opnemen? Hij wist toch hoe belangrijk dit voor me was?

Op een dag kwam er één, ja één, bandje terug. Er stond niets opgeschreven, meneer Verhoef had ook niet veel tijd om me te vertellen wat hij had opgenomen. Toen ik het aanzette, knalde daar Badlands uit de speakers. Het was Darkness on the edge of town en we waren nu aangekomen bij de échte albums van Springsteen. Het album uit 1978 waarvoor hij tientallen nummers schreef en verwierp en dat dus een album is waaraan alles klopt. Op de andere kant stond Nebraska, het album dat Springsteen opnam toen hij alleen met gitaar en viersporenapparaat een paar maanden weg was getrokken. Ik verslond het bandje, leerde alles over Springsteen door een boek dat ik uit de bibliotheek haalde en dook steeds dieper in dat oeuvre.

Maar meneer Verhoef had zich met dat ene bandje behoorlijk in de voet geschoten, want de volgende dag begon het gezeur weer: kon hij dan misschien niet die andere vroege albums ook op een bandje zetten? Ik had inmiddels al wel het een en ander uit de bieb geleend, had zelfs een enkele cd gekocht (maar daar moest je destijds heel lang voor sparen), dus ik wachtte met smart op de volgende bandjes, maar het was vergeefs, de bandjes kwamen niet. Het werd zomervakantie, het werd herfst, ik zeurde door, maar de bandjes kwamen niet.

Tot de laatste schooldag van 1992, de dag voor de kerstvakantie. Dit keer had meneer Verhoef een plastic tas bij zich. Voor mij. En in die plastic tas zaten vier lp’s, zijn eigen lp’s, werkelijk waar. Het lukte hem niet ze op te nemen, dus gaf hij de lp’s mee aan mij, voor de vakantie. Dan kon ik ze thuis zelf opnemen. Niet een kaal stoffig bandje, nee, de echte lp, met hoes, met teksten erbij, met foto’s, met toelichting en met lp-geluid. Thuisgekomen deed ik wat  ik de twee weken erna alleen maar zou doen: die platen draaien. De naald in de groef leggen en dan de openingsnoten horen van de studioversie van Thunder road – voor het eerst de studioversie horen van Thunder road. Veel mooier werd het niet. Tenzij je de plaat omdraaide om de openingsnoten van Born to run te horen.

Sindsdien is de kerstvakantie voor mij altijd verbonden gebleven met Bruce Springsteen: elk jaar draai ik de platen en probeer ik het gevoel van toen terug te krijgen. Waarom viel ik in 1992 zo als een blok voor Bruce Springsteen? Ik had daarvoor en heb daarna vele artiesten ontdekt en heb velen van hen ook voor de volle honderd procent in mij opgenomen, maar er is maar een muzikant waarbij ik het gevoel heb dat de muziek die hij maakt speciaal voor mij gemaakt is. Ik weet natuurlijk wel dat het niet zo is, dat begrijpen jullie hopelijk wel, maar dat is wel het gevoel dat hij losmaakt. Het is een gevoel van diepe eenzaamheid, maar met hoop op een troostrijke gemeenschap. Het is een gevoel van sociale onrechtvaardigheid, maar met perspectief op een betere wereld. Het is een geloofwaardige rock’n’roll-ethiek die ook een arbeidsethiek is en een levenshouding. En het is een ode aan vriendschap en liefde, ondanks het onvermijdelijke voorbijgaan daarvan.

In het voorjaar van 1993 zag ik Springsteen voor het eerst live. Het concert was in Rotterdam, in Ahoy, en ik kocht er het Springsteen-shirt dat ik mijn halve leven heb gedragen (maar dat nu zo uiteengerafeld is dat het zelfs te gênant was om hier mee te naar toe te nemen). Ik had de kaartjes zelf bemachtigd door om vijf uur ’s ochtends in een wachtrij aan te sluiten – want zo ging dat toen nog – bij allerlei levenswijze volwassen mannen, die mij onmiddellijk in hun midden duldden. Het was niet voor niets: drie uur muziek, intens, subtiel, uitgelaten, op een manier die ik nooit eerder had gezien – en dan was dit nog een concert met ‘the other band’ en niet met the E Street Band zelf. Later zou ik erachter komen dat het nog veel langer, intenser en beter kon. Maar hoe dan ook, deze muziek ging over mij, was voor mij gemaakt.

Maar ondanks de extase en euforie van 1993 werd ik ook geconfronteerd met de schaduwkant van fandom. Dolenthousiast was ik op meneer Verhoef afgestormd om hem aan te bieden ook voor hém kaartjes mee te nemen. Wat zou dat een manier zijn om hem te bedanken voor zijn belangrijkste lessen! Maar meneer Verhoef wilde niet mee, Springsteen had zijn beste tijd gehad, die nieuwe albums waar nu ook weer niet zo goed en hij had eigenlijk ook geen tijd. Ik stond perplex. Hoe was het mogelijk dat iemand dit ooit ervaren kon hebben en het vervolgens weer kwijt kon raken? Wat was er met die man gebeurd? Ik dacht aan de tekst van het nummer ‘Racing in the street’, een tekst die misschien veel te volwassen was voor mijn puberale zelf maar die ik volstrekt meende te begrijpen: ‘Some guys they just give op living and start dying little by little, piece by piece. Some guys come home from work and wash up, and go racing in the street.”


Afgelopen zomer ten slotte zag ik mijn negende Springsteen-concert, in Nijmegen. Springsteen speelde daar het hele album Darkness on the edge of town integraal. De band speelde een zinderende versie van ‘Racing in the street’. Even moest ik denken aan meneer Verhoef. Ik hoopte vurig dat hij zijn oude liefde toch weer had teruggevonden en dat hij zich ondanks alles ergens in deze mensenmassa bevond.