zaterdag 3 oktober 2009

De kunstenaar en het Openbaar Ministerie

Het is de week van Roman Polanski. Na dertig jaar in ballingschap geleefd te hebben, werd hij deze week in Zwitserland opgepakt. Hij was daar voor de uitreiking van een award, maar eindigde als arrestant. Het gaat allemaal om een zedenzaak van zo'n dertig jaar terug. Een onbetamelijke geschiedenis: Polanski drogeerde een dertienjarig meisje om haar bereidwillig te maken om seks met hem te hebben. Hij is nooit voor deze zaak veroordeeld omdat hij uit de Verenigde Staten vluchtte.

De vertraagde arrestatie heeft geleid tot veel mediageweld. De Franse minister Mitterand zag hierin een oprisping van het slechte, moralistische Amerika dat hij zo verfoeit, velen uit de filmwereld zijn verontwaardigd over het gebrek aan respect voor deze grote kunstenaar. Daar staan dan weer reacties tegenover van verontruste burgers die brieven naar kranten schrijven: wat is dat voor flauwekul, het recht geldt voor iedereen, of je nu kunstenaar bent of niet. Dat is ook ongeveer de reactie van de meeste politici, inmiddels ook van de Franse regering die haar mininster daarmee corrigeert.

Het is een intrigerende kwestie. De publieke reacties lopen in de pas met een toenemende neiging tot publieke verontwaardiiging over beroemde mensen die een scheve schaats rijden, ook David Letterman mocht daar deze week van proeven. Deze verontwaardiging komt voort uit een radicaal idee van democratisering die ons tijdperk beheerst: ieders mening moet tellen, over alles moet worden gestemd en de visie van de gewone man is richtinggevend. En die gewone man duldt geen onderscheid, zeker niet als het gaat om zoiets nutteloos als kunst.

De discussie over Roman Polanski is te verbinden aan een eeuwenlange discussie over de exceptionele status van de kunstenaar. In hoeverre verheft de kunstenaar zich boven de gewone mens omdat hij iets kan (de schoonheid concretiseren in kunstwerken) wat uniek is en omdat hij in die scheppingsdaad een onthechte visie op de wereld kan geven. Kunst is dan bij uitstek het domein van de vrije reflectie en de ongebonden creatie. Die unieke vaardigheden gaven de kunstenaar sinds de Romantiek een uitzonderingspositie. Kunstenaars zelf eisten die positie met excentriek en polemisch gedrag voor zich op, maar die positie werd hen in de loop van de negentiende en twintigste eeuw ook verleend. Kunstenaars moeten de voorlopers van de samenleving zijn, en dat kan alleen als we hen iets meer toestaan dan de anderen.

Deze autonomie heeft echter nooit als een vanzelfsprekendheid gefungeerd; ze moest telkens bevochten worden. Die gevechten laaien het sterkst op wanneer schrijvers zich misdragen. De grenzen van de wet lenen zich niet zo goed voor uitzonderingen. Wél als het gaat om literaire werken waarin vermeende onwettelijkheden voorkomen (de processen rondom Hermans en Reve laten dat bijvoorbeeld zien), maar niet als het gaat om gedrag van auteurs zelf. In de Nederlandse literatuurgeschiedenis is Gerrit Achterberg een pijnlijk voorbeeld. Verzacht zijn creatieve talent het morele oordeel over de moord op zijn hospita? Generaties Neerlandici hebben daarmee geworsteld.

Dezelfde reflex zien we nu bij de bewonderaars van Polanski. Natuurlijk is de zaak verjaard en is er zelfs een schikking getroffen. In die zin is er hier sprake van mosterd na de maaltijd. Maar misschien zit er nog wel meer waarheid in hun pleidooi voor consideratie. Het interessante is natuurlijk dat Polanski door het Openbaar Ministerie gewild is is juist omdat hij een beroemde kunstenaar is. Dat geeft hen de kans zich te manifesteren als rücksichtlose crimefighters zonder aanzien des persoons.

Dat leidt tot de merkwaardige situatie dat Polanski gearresteerd wordt mede op basis van zijn uitzonderlijke positie, maar dat hem niet toegestaan wordt die positie ter verdediging aan te voeren. Vandaag de dag wordt een kunstenaar eerder de dupe van zijn autonomie dan dat zij hem vrijwaart. Daarmee is een cultuurfilosofische verworvenheid van eeuwen in ons gemediatiseerde tijdperk geworden tot een gemakkelijk wapen in handen van politieke en culturele populisten die hun eigen daadkrachtigheid willen onderstrepen.

Ik zeg niet dat Polanski vrijgesproken moet worden, maar het zou goed zijn wanneer er in de discussie rekening werd gehouden met de complexe positie waarin de hedendaagse kunstenaar gemanoeuvreerd is. Wellicht dat wat meer inzicht in de idee van kunst als vrijplaats wat tegenwicht kan bieden tegen het al te populistische spreken over kunst dat in de publieke media op dit moment welig tiert.